Projecteringen
Brandslanghaspels zijn bedoeld om te gebruiken voor het blussen van een brand. Brandslanghaspels moeten voldoen aan de eisen gesteld in Kiwa BRL-K643 en moeten zijn voorzien van een erkende kwaliteitsverklaring. Brandslanghaspels moet ook een juiste projectering hebben. Volgens het Bouwbesluit artikel 6.28 lid 4c heeft een brandslanghaspel, als deze is aangesloten op een voorziening voor drinkwater, bij het mondstuk een statische druk van niet minder dan 100 kPa en een capaciteit van 1,3 m³/h bij gelijktijdig gebruik van twee brandslanghaspels. Indien de brandslanghaspel uitsluitend bedoeld is voor het blussen van branden, moet bij elke brandslanghaspel de aanduiding zijn aangebracht: “alleen te gebruiken bij brand”.
Separate bluswaterleiding
Het water in een leiding naar een brandslanghaspel wordt niet regelmatig ververst. Om die reden wordt bij voorkeur net na het leveringspunt van het drinkwaterbedrijf of verder in de leidingwaterinstallatie een separate bluswaterleiding afgetakt van de drinkwaterleiding. Direct na deze aftakking van de doorstroomde drinkwaterinstallatie, moet, binnen 150 mm, een terugstroombeveiliging (controleerbare keerklep) worden aangebracht. Als dit niet mogelijk is, dient beheerst te worden (in verband met verversing). De bedieningsafsluiter van elke brandslanghaspel moet, in het kader van legionellapreventie, in gesloten stand worden verzegeld en jaarlijks worden gecontroleerd of de verzegeling nog functioneel aanwezig is. De bluswaterleiding moet bij het binnenkomen en verlaten van een ruimte en bij aftakkingen worden gecodeerd met “geen drinkwater”.
Separate bluswaterleiding
Het water in een leiding naar een brandslanghaspel wordt niet regelmatig ververst. Om die reden wordt bij voorkeur net na het leveringspunt van het drinkwaterbedrijf of verder in de leidingwaterinstallatie een separate bluswaterleiding afgetakt van de drinkwaterleiding. Direct na deze aftakking van de doorstroomde drinkwaterinstallatie, moet, binnen 150 mm, een terugstroombeveiliging (controleerbare keerklep) worden aangebracht. Als dit niet mogelijk is, dient beheerst te worden (in verband met verversing). De bedieningsafsluiter van elke brandslanghaspel moet, in het kader van legionellapreventie, in gesloten stand worden verzegeld en jaarlijks worden gecontroleerd of de verzegeling nog functioneel aanwezig is. De bluswaterleiding moet bij het binnenkomen en verlaten van een ruimte en bij aftakkingen worden gecodeerd met met “geen drinkwater”.
Algemene eisen brandslanghaspel
- De installatie moet worden aangelegd overeenkomstig de eisen van het waterleidingbedrijf.
- De brandslanghaspels moeten voldoen aan norm NEN-EN 671-1
- Brandslanghaspels moeten zijn voorzien van een rubberen slang met een maxi-male lengte van 30 meter
- Brandslanghaspel moeten zijn voorzien van 19 mm inwendige diameter leiding
- De druk aan het straalpijp moet ten minste 100 kPa bedragen
- Bij elke vaste brandslanghaspel behoort een geleiderol die het uitlopen van de slang mogelijk moet maken
- De trommel van de brandslanghaspel moet zo groot zijn dat de hele brandslang erin past
- Opgerolde toestand mag de haspelslang niet buiten de trommel steken
- Indien de brandslanghaspel in een nis of kast wordt aangebracht, moet de brandslang gemakkelijk worden afgerold
- De brandslanghaspel moet bij voorkeur op een hoogte van 1250 mm (hart trommel tot vloer) geplaatst worden
- De ophangbeugel van de straalpijp moet op dezelfde hoogte als de trommel van de brandslanghaspel worden geplaatst
- De hoogte van de ophangbeugel en van de afsluiter mag niet minder dan 400 mm en niet meer dan 1800 mm vanaf de vloer zijn
- Brandslanghaspels die niet voldoende herkenbaar zijn moeten worden aangeduid met een hiervoor geschikt pictogram
- Brandslanghaspels mogen niet in vluchttrappenhuizen of sluizen worden aangebracht
Juiste locatie brandslanghaspel
Het is de bedoeling dat met de brandslang(en) elk punt in een gebouw kan worden bestreken. Daarbij mag ook rekening worden gehouden met de juiste projectering en worplengte van de waterstraal van 5 meter. Plaats brandslanghaspels zo veel mogelijk bij (nood)uitgangen. Degene die de brand ontdekt kan dan eerst alarm slaan, de brand melden, controleren of er nog steeds een veilige vluchtroute is, en dan beslissen of hij nog gaat proberen de brand te blussen. Als de bluspoging niet lukt en er plotseling veel rookontwikkeling is, dan kan die persoon de uitgang vinden door eenvoudig de brandslang te volgen. Zorg dat de slang bij gebruik niet door brand- en/of rookwerende deuren gevoerd wordt. Deze deuren moeten na gebruik vanzelf weer sluiten. In de praktijk komt dat erop neer dat er in elk brand- en of rookcompartiment voldoende brandslanghaspels aanwezig moeten zijn.